Jan Bouber

Jan Bouber

JAN BOUBER

(Amsterdam 28-2-1921  Lüttringhausen 7-12-1943)

Jan (14 jaar) aan het Zandvoortse strand

Jan Bouber, jongste zoon van Aaf en Herman Bouber, was etaleur van beroep, maar speelde net als de andere kinderen in diverse stukken van zijn vader’s toneelgezelschap.


Jan was een eigenzinnige jongen, die zijn eigen weg ging. Vaak in de clinch met zijn moeder, die hij te onbescheiden vond. Hij schreef en publiceerde al op zijn zeventiende het jongensboek ‘De dwaas van Heideloo’. Het kwam voor zijn ouders als een totale verrassing. Niemand, die er van te voren ook maar iets van had meegekregen.

De dwaas van Heideloo. Omslag getekend door Rein Stuurman.

Tijdens de 2e Wereldoorlog werd hij als lid van de verzetsbeweging in 1943 verraden en door de Duitse bezetters gearresteerd en ter dood veroordeeld. Zijn ouders voerden een verbeten gevecht om zijn leven te redden, waarbij zij niet schroomden hun landelijke bekendheid in de strijd te werpen. Het vonnis werd uiteindelijk herzien in levenslang. Jan werd gedeporteerd naar de Duitse strafgevangenis in Lüttringhausen. Ver van familie en vrienden overleed hij daar op 7 december 1943 aan ondervoeding en longontsteking. Hij was nog geen 23 jaar oud

 







De strafgevangenis in Lüttringhausen

 

 

Witte knokkels om de tralies,

snakkend naar een vogelvlucht

langs witte wolken in een hemelsblauwe lucht



Jan Bouber speelde bij gezelschap Bouber in:

1938 Een Vreemde Eend in de bijt

1939 De Jantjes (van 4 t/m 17 november in Carré)

1939 Kriebeltjes hoogtepunt

1940 De Jantjes


Film:

1934 Bleeke Bet





Mijn oom Jan heb ik niet goed gekend. Ik was pas zeven jaar toen hij werd gearresteerd en net acht jaar toen hij overleed. Desondanks staat zijn dood in mijn geheugen gegrift omdat ik, na een bezoek bij mijn grootouders met mijn moeder de lange trap van het huis op de Churchillaan, toen nog Noorder Amstellaan, was afgelopen en er beneden een brief op de mat lag.

Een heel jonge Jan (8 jaar)

Een brief voorzien van opdringerige Duitse stempels uit Lüttringhausen.

"Die komt van oom Jan", zei mijn moeder. "Breng maar gauw even naar oma".

Dus Bobbie, zwaaiend met brief, rennend de steile trap weer omhoog, dikke kus van oma en weer naar beneden. Wij woonden vlak bij in de Zuider Amstellaan, nu Rooseveltlaan. Nog geen vijf minuten huppelen. Thuis aangekomen ging direct de telefoon. Een huilende oma, totaal overstuur. Die brief, die ik zo vrolijk en vol energie die steile trap had opgerend, was het officiële overlijdensbericht van mijn oom. Die laatste enveloppe, die laatste onuitwisbare herinnering van opzichtige autoritaire rode en zwarte legerstempels. De brief, die mijn grootouders knakte en hun tijdperk uitluidde. Ik ben het beeld nooit meer kwijt geraakt en het komt bij mij terug met elk officieel schrijven in de brievenbus.

Het afschuwwekkende logo van autoritaire stupiditeit, zo kenmerkend voor elke overheid.